Gerrit jan Kruishoop (Kampen 16 maart 1892 – Zeist 1958)

Gerrit Jan Kruishoop is geboren als oudste zoon in het gezin Kruishoop, zijn vader begon  in 1906 een stoffeerderij in de Boven-Nieuwstraat in Kampen, zijn moeder kwam uit Wapenveld en was kamermeisje in hotel “de Moriaan” in de Bovennieuwstraat te Kampen.
Na de lagere school moest Gerrit jan op 14-jarige leeftijd mee helpen in de Behangerij & Stoffeerderszaak, hij leerde het stoffeerdersvak goed, maar in zijn spaarzame vrije tijd ging hij tekenen en schilderen, zijn schilderijen getuigen van oog voor detail.
Hij bezocht de avondtekenschool in Kampen en ontving het einddiploma in 1911.
In de winter van 1912-1913 volgde hij schriftelijke lessen en zelfstudie voor akte L.O. Handtekenen in 1913, Van 1916 tot eind 1918 was hij gemobiliseerd in militairedienst hij deed de opleiding sergeant, daarna administrateur, gedurende de militaire diensttijd te Zwolle is hij in 1917 begonnen met de studie M.O. Handtekenen, maar eind 1918 na de demobilisatie en door overdrukke werkzaamheden hiermee gestopt.

In 1921 wordt hij benoemd tot tijdelijk leraar in handtekenen aan de Nijverheidsavondschool in Kampen en heeft in 1923 door zelfstudie akte NII verworven,
In september 1926 gehuwd met Johanna Margaretha Bruins, deze is overleden op 22 september 1930, uit dit huwelijk geboren zijn, twee dochters geboren in oktober 1927 en een dochter geboren in 1929.
Vanaf 1927 en later gaf hij veel tekenlessen aan schilders leerlingen en anderen, hij leidde op voor akte L.O.Handtekenen. Schilderde in olieverf naar de natuur, ontwerpen voor tapijten en stoffen, pastels, bloemen en landschap, in 1930 kwam door een gering aantal leerlingen een eind aan het les geven aan de Nijverheidsavondschool in Kampen.
Hij werd benoemd in Hattem en Heerde aan de vaktekenschool als leraar aldaar maar vanaf 1938 was hij weer leraar aan de Nijverheidsavondschool in Kampen.
Later bekende amateurschilders zoals Jan Evenaar, Anton Stivarius, Bart de Kleine en Bas Steller zijn begonnen onder zijn leiding en hebben in zijn woning de eerste beginselen van kunstvaardigheid opgedaan.
Vanaf 1926 was hij deelgenoot, en vanaf ca. 1935 eigenaar van de meubelzaak die meer een speciaal handel voor oosterse tapijten was geworden, zijn vader die de zaak begon is in 1940 overleden.

Het was zeker een blijvend eerbewijs , toen de Kamper Almanak editie 1948/’49 via de hand van de toen bekende historicus H.J.Moerman, de loftrompet over Kruishoop’s werk stak, en dat nog wel tijdens zijn leven, maar sindsdien is men weinig in de gelegenheid geweest met zijn werk kennis te maken.
In een recensie van schilder Freerk Los, na aanleiding van de eerste naoorlogse tentoonstelling van amateurschilderwerken in Kampen verschenen in december 1945 in het Kamper nieuwsblad, spreekt deze over Kruishoop’s inzending onder meer van “picturaal gevoel”, “kennis van materiaal”, gebruik daarvan “met een zwier, die wel bijzonder opvalt”.
De werken van Gerrit Jan Kruishoop laten zien dat hij een man van fantasie was, zeker in de beoefening van de beeldende kunst, zij schilderwerken zij vaak onderling onvergelijkbaar, hij durfde te experimenteren, zelfs na zijn vertrek uit Kampen sloeg hij nog wel eens nieuwe wegen in, de indruk ontstaat dat hij in zijn schilderijen het minst zichzelf is geweest, er is in zijn olieverven moeilijk een lijn te ontdekken en er is geen enkel exemplaar, dat door zijn kwaliteit verbaast.
Twee gebieden van de beeldende kunstbeoefening, waarin zijn meesterschap wél overtuigend is zijn de schetstekeningen en pastels.

BIJ EEN PAAR SCHETSEN.
De Kamper Almanak heeft meer dan eenmaal stilgestaan bij de schilders en tekenaars uit deze stad, zowel bij hun levensloop als bij hun werk. Wij moeten ook plaats inruimen voor het thans levende geslacht: de werkers onder hen op picturaal gebied hebben zeker aanspraak op onze belangstelling. Ditmaal verwijlen wij bij het werk van Kruishoop. Niet bij zijn persoon: hij staat midden in zijn scheppende arbeid, verlangt in zijn bescheidenheid niet dat de aandacht op hem zelf valt, en heeft, hoeveel hij ook te danken mag hebben aan kleineren en groteren in de schilderswereld, bovenal zich zelf gevormd.
We beginnen met zijn tekenwerk. Deze schetsen en uitgewerkte tekeningen leren ons meteen de maker ervan kennen, maar geven in de eerste plaats een overzicht van wat Kruishoops kracht is: de uitbeelding van het landschap in onze omgeving. Op kunstvaardige wijze is met geen ander middel dan het potlood het karakteristieke getroffen, de sfeer. De rivier en haar oevers, de vlakke weiden in de polder, de boerderijen tegen of op de dijk, de huizen op kunstmatige belten of natuurlijke verheffingen van zand, die als eilanden in onze klei- en veenwereld liggen; intieme hoekjes, een enkel interieur.
Enkele ervan zijn in deze almanak gereproduceerd.

Daar is vooreerst onze IJsel boven Wilsum, ongeveer gezien bij het gemaal Adsum, te Zalk. Een wijd uitbuigende, zich verdelende rivier, met het torentje van Wilsum, dat Voerman ook zo goed kende, op de achtergrond. En waarin het hek links beneden moeilijk gemist zou kunnen worden.
Een breed, rustig landschap met een zeer teer accent op de toren. Verder een oude boerderij, tussen IJselmuiden en, Grafhorst, een uit de lange rij erven, die we in de schetsboeken tegenkomen, en waarvan het karakter telkens en telkens weer wisselt. Een massieve schoorsteen en een zeer fraai welvend dak; iets voor een architect van landhuisjes. Jammer maar, dat er geen gelegenheid is om meer te laten zien van zulke schilderachtige erven, waarvan Kruishoop een voortreffelijk uitbeelder is. Zoals die prachtige boerderij in het Land van Vollenhove, met hooiberg (nu afgebroken), en dat oude erve op het Haatland, met een „haaks” grondplan, dus met een dwarsstuk. Hetzelfde Hatheland, waar al in de 14de eeuw een der oudste stadserven van Kampen stond, de Crusehoep; En ook die oude huizen op de zandhoogten van Oosterholt, met op de achtergrond de St. Nicolaaskerk. Avercamp heeft het in zijn tijd ook zo gezien en afgebeeld, al is de torenspits later wat anders van vorm, maar niet minder sierlijk geworden.
Dan een interieur: het kerkje op het Kamper Eiland, in al zijn schoonheid van zijn Calvinistische eenvoud en ernst; waarin het allen te doen is om het Woord en om de aandacht der kleine schare.
En tenslotte de sobere, veel zeggende tekening van een eenzame boom in de Vechtstreek, die het beste toegelicht wordt door een paar gedachten van A. L. Broer, de beschrijver van zoveel moois, ook in Overijsel. Hij noemt zulke bomen elementen van bijzondere schoonheid in ons vlakke land. Zowel de oude knotwilg als een vliegden op de hei of een forse populier aan de wegrand: „Zij vormen rustpunten voor het oog in het wijde landschap”. Hij vraagt er wat meer aandacht voor te hebben, ze te sparen en er vreugde aan te beleven.
Kruishoop werkt ook met olieverf en pastel. Een van de meest imposante gezichten op Kampen is het donkere stads- profiel, of een deel er van, gezien tegen een heldere avond- hemel. Hij heeft dit aangedurfd, meer dan eenmaal. De Bovenkerk houdt hem steeds vast, in al haar wisselende verschijningen. Uit het plassenland van Giethoorn, uit de streek van Belt en Schutsloot, liggen hier enkele pasteltekeningen: watervlakten, weiden, huisjes, bruggetjes. Er spreekt vreugde uit, de vreugde in het lichte en kleurenrijke tafereel, de vreugde van een man van ernstige levensbeschouwing, die gegrepen wordt door het schone, en in haastige, geconcen- treerde werkzaamheid vastlegde, wat hem lief was.
Ook in de Vechtstreek zwierf hij, met haar parklandschappen en zandstuivingen, en over de Noord-Veluwe. Met dankbaarheid mag men de historische zin van onze schilder en tekenaar vaststellen, die niet alleen de schoonheid dient, maar ook met trouwhartige zorg zoveel vastlegt en bewaart, dat gaat verdwijnen. Die wondermooie boerderijen met hun bomenkrans, ze verdwijnen, en wat er voor in de plaats komt is vaak niet zo mooi. Dat grafmonument van Thomas a Kempis, in de vroege morgen tussen de bomen door gezien, het is de wijze kloosterling van de Agnietenberg waardig; maar hoevelen zien het op deze wijze, nu en later? Die interieurs van een Kamper burgerwoning omstreeks 1900, zorgvuldig in pastel uitgewerkt: zal hun betekenis niet stijgen met het voortgaan van de tijd?
Ziedaar iets uit en over het werk van een stadgenoot, behorende tot de zeer kleine schare van hen, die potlood, penseel en krijtstift hanteren in hun vrije uren, vol toewijding, omdat ze de dingen schoon zien, en deze schoonheid dit won­der van schoonheid, willen en ook kunnen nabootsen met lijn en vlak, tint en kleur, lichtval en schaduwspel.
H. J. Moerman.